Nieuws van de commissie BBV
Vraag en antwoord resultaat(bestemming)
Aan de Commissie BBV is een vraag gesteld met betrekking tot resultaat(bestemming).
Vraag
De Begroting 2020 sluit op een positief saldo van € 7 miljoen. Deze € 7 miljoen is op taakveld 0.11 opgenomen als last (storting reserve “resultaat vorig dienstjaar”), waardoor de exploitatie sluitend is gemaakt. Bij de Jaarstukken 2020 wordt deze boeking niet gemaakt en dan sluit het saldo van lasten en baten inclusief mutaties reserves op € 25 miljoen positief. Is het resultaat nu € 18 of € 25 miljoen? Met andere worden mag/moet een voorgenomen storting in de reserves (o.b.v. een begrotingsoverschot) buiten het resultaat en de resultaatbestemming blijven en moet de voorgenomen boeking van € 7 miljoen storten in de (algemene) reserve voor het opleveren van de jaarstukken 2020 geboekt worden?
Antwoord
Het raadsbesluit inzake die € 7 miljoen is in dit geval van doorslaggevend belang.
Indien deze bij begroting als resultaat is aangemerkt en via het budgetrecht naar de algemene reserve is geboekt dan is het resultaat op jaareinde € 18 miljoen. Indien deze € 7 miljoen bij begroting als resultaat is aangemerkt en boekhoudkundig “geparkeerd” is op de algemene reserve in afwachting van de resultaatbestemming op jaareinde dan is het resultaat op jaareinde € 25 miljoen.
De raad kan tussentijds besluiten om (een deel van) het resultaat toe te voegen aan reserves en dit dient dan in de rekening conform besluitvorming te worden verwerkt.
Zie hiervoor het volgende cijfermatige voorbeeld: stel je gaat uit van een tekort van € 200 miljoen en dat onttrek je in de begroting gedurende het jaar rechtstreeks uit je algemene reserve. In de praktijk blijkt dat er per jaareinde een tekort is van € 150 miljoen. Dit zou betekenen dat de gemeente eerst € 200 miljoen onttrekt en vervolgens het positieve jaarresultaat later weer terugstort.
Saldo: – € 150 (negatief)
Onttrekking reserve: € 200
Jaarresultaat: € 50 (positief)
Het heeft niet de voorkeur van de commissie BBV om een resultaat bij begroting of tussentijds al te bestemmen en te muteren op de algemene reserve. De commissie vindt het transparanter om de in het overzicht van baten en lasten “onder aan de streep” het jaarresultaat van € 150 miljoen negatief te laten zien.
Vraag en antwoord bijkomende kosten grond
Aan de Commissie BBV is een vraag gesteld met betrekking tot de verwerking van bijkomende kosten grond.
Vraag
Als gemeente hebben we grond in bezit. Deze staat voor een lage boekwaarde op de balans. Nu wordt de grond bouw en woonrijp gemaakt voor het neerzetten van een eigen gebouw (dus geen BIE die we gaan verkopen). Mogen deze kosten met de grond mee geactiveerd worden? In de notitie MVA staat dat sloopkosten met de grond mee geactiveerd mogen worden (tot maximaal de actuele waarde van de grond) als een gebouw op eenzelfde plek als het gesloopte gebouw wordt herbouwd. Ik zie daarin paralellen met de beschreven situatie.
Antwoord
Naar aanleiding van een nieuwe vraag is de commissie BBV in gesprek gegaan voor wat betreft de waardering van grond en gebouwen (gemeentelijk vastgoed) in geval van sloop, renovatie en/of nieuwbouw. Dit heeft tot nieuwe inzichten geleid.
Voor dit onderwerp moeten de grond en het gebouw nadrukkelijk uit elkaar gehouden worden. Dit antwoord heeft uitsluitend betrekking op gemeentelijk vastgoed zoals gemeentehuizen, scholen of multifunctionele gebouwen. Een aspect dat hierbij kan meespelen is dat in het geval van gemeentelijk vastgoed de grond en het gebouw voor 1995 als een geheel in de balans van de gemeente zijn opgenomen. Dat betekent dat als er een splitsing wordt aangebracht tussen grond en gebouw er een aantal aandachtspunten spelen. Deze splitsing komt meestal naar voren bij nieuwbouw en/of sloop of grootschalige renovatie.
1) Grond wordt gewaardeerd tegen de verwervingskosten en eventuele bijkomende kosten van verwerving. De grond onder een gemeentelijk gebouw mag dan ook niet worden geherwaardeerd met de kosten van het bouw- en woonrijp maken van de grond zelf of met de sloopkosten van het gemeentelijke gebouw. Omdat over deze grond niet afgeschreven mag worden, is bij herwaardering feitelijk sprake van het eeuwigdurend “opblazen” van de balans. Dit is niet in het belang van het inzicht voor de raad, mede omdat hier ook geen toekomstige kasstromen uit voortkomen. Grond is geen slijtend actief en heeft daardoor een eeuwigdurende gebruiksduur.
2) Bij de gronden onder gemeentelijke gebouwen die voor 1995 zijn verworven en feitelijk met een nihil-waarde in de balans zijn opgenomen, heeft de commissie BBV het standpunt dat de gronden voor de nihil-waarde in de balans opgenomen blijft. Gronden mogen immers niet worden geherwaardeerd, maar bovendien geldt dat als deze gronden de bestemming hebben en houden als grond onder een gemeentelijk gebouw met een specifieke functie zoals een school, gemeentehuis of een ander openbaar (publiek) gebouw, deze gronden ook een beperkte marktwaarde hebben. Alleen indien de grond een bestemming krijgt om te verkopen wijzigt de marktwaarde en zal bij daadwerkelijke verkoop een boekwinst worden gerealiseerd. Uiteraard kunnen de gronden ook ingebracht worden in een grondexploitatie en dan is de (verslaggevingstechnische) inbrengwaarde de nihil-waarde. Eventuele kosten van bouw- en woonrijp maken (inclusief sloopkosten) zijn dan onderdeel van de bouwgrond in exploitatie.
3) het gebouw dat op de grond gebouwd is, kan in aanmerking komen voor sloop, renovatie of verbouwing. De kosten van de sloop van een gebouw kunnen als eenmalige kosten in de exploitatie worden genomen of mogen worden geactiveerd als onderdeel van het nieuwe materiele actief, indien op dezelfde locatie een nieuw gemeentelijk gebouw wordt gerealiseerd. Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, komt een eventuele keuze tot uiting in de financiële verordening van een gemeente. Het is van belang dat de gemeente deze keuze tussen in één keer ten laste van de exploitatie brengen of activeren en afschrijven consequent toepast. De commissie BBV neemt hier een afwijkend standpunt in ten opzichte van het verleden waarbij de sloopkosten toegerekend mochten worden aan de grond. De notitie materiele vaste activa wordt op dit punt aangepast[i].
4) Kosten van sanering worden analoog aan de uitspraak van de Commissie BBV over asbestverwijdering in één keer ten laste van de exploitatie gebracht. Deze kosten worden gemaakt omdat vanuit wet- en regelgeving sanering/opruimen van vervuiling noodzakelijk is. Er is dan geen keus om het op te ruimen. Investeringen in activa (renovatie) die in de toekomst wordt gebruikt en die plaatsvindt om te gaan voldoen aan wet- en regelgeving moeten worden geactiveerd. Dat is immers toekomstgericht en heeft geen betrekking op het opruimen van vervuiling (sanering).
5) De kosten voor het bouwrijp maken ten behoeve van een eigen gebouw van een gemeente moeten worden toegerekend aan dat gebouw en niet aan de grond. Deze kosten dienen dan ook te worden geactiveerd met het gebouw. Onder de kosten van het bouwrijp maken ten behoeve van een gebouw vallen echter niet de kosten voor de aanleg van wegen of riolering. Deze moeten bij de materiële vaste activa worden geactiveerd en afgeschreven.
[i]De tekst die er nu staat:
“De bestaande boekwaarde van de grond en de sloopkosten van de vleugel resulteren in een opnieuw te activeren boekwaarde van de grond van het nieuw te bouwen schoolgebouw. Deze nieuwe boekwaarde mag echter op het moment van activeren niet hoger zijn dan de marktwaarde van de grond. Indien de oude boekwaarde plus de sloopkosten van de vleugel hoger is dan de marktwaarde van de grond van het nieuw te bouwen schoolgebouw, vindt (alsnog) afwaardering c.q. afboeking plaats tot het bedrag van de marktwaarde.” Dat moet aangepast worden aan de hand van dit antwoord.
Bron: CommissieBBV.nl