RJ-Uiting 2014-4: Pensioenvoorziening directeuren-grootaandeelhouder
De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft RJ-Uiting 2014-4: ‘Pensioenvoorziening directeuren-grootaandeelhouder’ uitgebracht. Dit in navolging van de op 10 januari 2014 gepubliceerde RJ-Uiting 2014-1 waarop vele uiteenlopende commentaren zijn ontvangen en geëvalueerd en (al dan niet) verwerkt in RJ-Uiting 2014-4.
De RJ heeft besloten niet langer toe te staan dat voorzieningen voor pensioenregelingen voor directeuren-grootaandeelhouder (DGA’s) die in-eigen-beheer worden gehouden worden gewaardeerd volgens fiscale grondslagen.
Verduidelijkt is dat waardering van de voorziening moet zijn gebaseerd op de ‘beste schatting’ van de per balansdatum opgebouwde pensioenverplichting. Alleen indien de waardering volgens fiscale grondslagen niet materieel afwijkt van deze ‘beste schatting’ kan (als praktische invulling) de voorziening voor dat bedrag worden opgenomen Benadrukt wordt dat kleine rechtspersonen op grond van art. 2:396 lid 6 BW vrijwillig alle fiscale waarderingsgrondslagen mogen hanteren in de jaarrekening, alsdan zal de pensioenvoorziening eveneens op fiscale grondslagen worden gewaardeerd (zie RJk-bundel bijlage D3).
Een wijziging in waarderingsgrondslagen als gevolg van deze gewijzigde RJ-richtlijn betreft een stelselwijziging, waarbij echter de vergelijkende cijfers niet behoeven te worden aangepast. De gewijzigde RJ-richtlijn is van kracht voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2014, eerdere toepassing wordt aanbevolen.